Gereformeerde Vereniging voor Ziekenverpleging

Gereformeerde Vereniging voor Ziekenverpleging te Amsterdam

 

 

Herengracht 192 - 180 Douwes deel 1885 SAA

Gereformeerde Vereniging voor Ziekenverpleging, boven op zolder. Herengracht 192, Koning van Polen.

Herengracht 192

 

Herengracht 70 - 72

 

Bernard ter Haarstraat 17  (Juliana van Stolberg ziekenhuis)

 

De oprichting in 1891

De geschiedenis van het ziekenhuis gaat terug tot 1891, als een commissie wordt gevormd met het doel ‘te trachten enige dames te zoeken, die lust zouden hebben bij de kranken in de wijk eenige hulp te verleenen’. Belangrijke namen uit de pioniersperiode zijn de predikanten ds. N.A. de Gaay Fortman[1845-1927], ds. W.H. Gispen[1832-1909] en de Amsterdamse bierbrouwer Willem Hovy[1840-1915]. De eerste verpleegsters zijn afkomstig van het Hervormde Diaconessenhuis in Utrecht, die hun baan daar moeten opgeven omdat ze meegaan met de Doleantie in 1886. Zij moeten dus omzien naar een nieuwe werkkring en vinden al snel emplooi bij hun geloofsgenoten in Amsterdam. Ze krijgen een salaris van ƒ 80,- per jaar en bovenkleding. Aanvankelijk kunnen deze verpleegsters zich alleen ‘wijden aan de verpleging der zieken aan huis’: ze gaan dus bij de mensen op bezoek om hen thuis te verzorgen. Spoedig echter doet zich ‘de behoefte voelen om ook patiënten buiten het gezin in een inrichting te doen verplegen’. Dit wordt mogelijk gemaakt doordat de bierbrouwer Hovy een bovenhuis op Herengracht 192, De Koning van Polen, ter beschikking stelt. Op 18 mei 1893 vindt de opening van dit geïmproviseerde ziekenhuis plaats, dat dan plaats bied aan slechts tien patiënten. Bij Koninklijk Besluit van 10 maart 1893 is de Gereformeerde Vereniging voor Ziekenverpleging te Amsterdam officieel erkend. Werkzaam zijn dan zes verpleegsters en enkele leerlingen. De eerste voorzitter wordt ds. N.A. de Gaay Fortman, directrice wordt mevrouw J. Esser-Hovy en de arts P.N. de Vries nam belangeloos het directoraat op zich. Maar het huis moet vanwege de aanleg van de Raadhuisstraat gesloopt worden, dus wordt een nieuw, beter onderkomen gezocht.

In november komt het dan samengevoegde huis Herengracht 70 – 72, met 17 grote en kleine kamers op de veiling waar het eerst voor f 24.900,- door de makelaar J.P.L. Petri c.s. en later voor f 400,- meer op de afslag door G. van Riessen wordt gekocht, vermoedelijk in opdracht van de vereniging. Bij de eerste keer wordt opgeboden en de hoogste bieder krijgt het tijdelijk. Bij de tweede keer wordt voor een hoog ingezet en het bedrag verlaagd tot iemand het koopt. Voor het verschil krijgt de eerste koper een deel, het plokgeld.

Herengracht 070 Verkoop 1904

Velings advertenties voor de verkoop van het huis in 1904

Nu kan er een ‘echt’ ziekenhuis wordt ingericht dat plaats bied aan dertig bedden en om dat te betalen wordt er een 4 % lening uitgeschreven. Er komt nu ook een operatiekamer en vanaf 1896 zijn in dit ziekenhuis werkzaam: een huisarts-directeur, een chirurg en een gynaecoloog, die allen hun werk belangeloos verrichtten. In dezelfde tijd wordt een overeenkomst met de gemeente Amsterdam gesloten, die inhoud dat het ziekenhuis voor de verpleging van ‘gemeentepatiënten’ (die anders in de gasthuizen kosteloos verpleegd zouden worden) een bedrag van tachtig cent per patiënt vergoed krijgt.

De relatie met de gereformeerde kerken

De Vereniging staat in deze jaren in ‘nauwe binding’ met de Gereformeerde Kerken A (afkomstig uit de Afscheiding van 1834) en de Gereformeerde Kerken B (voortgekomen uit de Doleantie van 1886). Bij elke bestuursvergadering is een Commissie van Toezicht aanwezig, die aangewezen wordt door de kerkenraden. Tegenover deze ideële binding staat slechts een geringe materiële vergoeding: de bedragen die de diaconieën voor hun patiënten over hebben, zijn bij lange na niet voldoende. De vroegste geschiedenis wordt dan ook gekenmerkt door permanente geldzorgen; slechts door legaten en giften kan het werk doorgang vinden.

Het ziekenhuis groeit

Het sterftecijfer is in 1896 erg hoog: van de 152 patiënten sterven er dertig. De secretaris verzucht: ‘dat het hoge sterftecijfer toe beschrijven is aan het groot aantal patiënten, lijdende aan incurabele ziekten, waarvan velen in verpleging waren gebleven aangezien ze geen thuiskomen hadden of buiten de verpleging geen goede verzorging hadden’.

De situatie is verre van ideaal, het tot ziekenhuis omgebouwde woonhuis levert tal van problemen op. Ook is de capaciteit van dertig bedden nu weer veel te klein. De beste oplossing is de bouw van een nieuw ziekenhuis. In 1902 krijgt de architect Tjeerd Kuipers opdracht voor de bouw van een ziekenhuis van ongeveer zestig bedden en tevens wordt bepaald dat het ƒ 97.385 mag kosten. Op 6 september 1904 wordt het nieuwe ziekenhuis geopend. Het staat in Amsterdam-west, de Bernard ter Haarstraat 17. Weer blijkt al snel de behuizing aan de krappe kant en niet lang na de opening werden maatregelen genomen, die er toe leiden dat al in 1905 negentig patiënten verpleegd kunnen worden. In 1928 wordt de naam van het ziekenhuis veranderd in Juliana van Stolbergziekenhuis, kortweg Juliana ziekenhuis. In mei 1987 gaat het Julianaziekenhuis met de Lutherse Diakenosseninrichting en het ziekenhuis Amsterdam-Noord op in het nieuw gebouwde Boven IJ ziekenhuis en komt daarmee aan bijna honderd jaar Gereformeerde Ziekenverpleging een einde.

 

Bron : Historisch Documentatiecentrum voor het Nederlands Protestantisme (1800-heden), Vrije Universiteit Amsterdam

Delpher, kranten

Hebt u aanvullingen of meedoen?

Als u opmerkingen of aanvullingen hebt op de tekst hierboven, of mee wilt helpen met het aanvullen van de site, kun u deze hieronder vermelden. Uw e-mail adres wordt alleen maar gebruikt om eventueel op uw opmerkingen te reageren. Foto's kun u ook zenden naar info@amsterdamsegrachtenhuizen.info.