Carel Joseph Fodor [1801-1860]

<- 105 Keizersgracht              Panorama              Keizersgracht 109 ->

Carel Joseph Fodor

Carel Joseph Fodor, geschilderd door J W Pieneman in 1848, collectie Amsterdam Museum

Carel Joseph Fodor (Amsterdam, 18 april 1801 - Amsterdam, 24 december 1860)

 

Keizersgracht 609-613

 

Carel Joseph Fodor is op 18 april 1801 in Amsterdam geboren als enig kind van Carol of Carolus Antonius Fodor (12 April 1768 – 22 Februari 1846) en Geertruyda Tersteeg (1781-1859). Vader is een vooraanstaand musicus die ook diverse muziekstukken componeerde. In 1801 wordt hij “orchestmeester” bij het genootschap Felix Meritis, dat op dat moment over de beste concertzaal van Amsterdam beschikt. De Terstegen zijn een geslacht van kunstenaars en kunstverzamelaars. De vader van Carels moeder, Jan Tersteeg, een distillateur van geurstoffen, verzamelt ook kunst en is bovendien een niet-onverdienstelijk amateurtekenaar. Antoine en Geertruyda trouwen in 1798 voor de rooms-katholieke kerk. Het is een gemengd huwelijk: hij is rooms-katholiek en zij protestants. Zij kiezen ervoor om Carel protestantse op te voeden. Bij de doopplechtigheid van Carel in 1801 in de protestantse Westerkerk treden geen familieleden van Geertruyda op als getuigen; is de familie het niet eens met dit gemengde huwelijk?

 

 

Antoine Fodor verdient als dirigent een bescheiden loon en waarschijnlijk stapt hij daarom in de steenkoolhandel. Deze handel blijkt bijzonder lucratief te zijn en vooral na 1820, als zijn zoon Carel in het bedrijf komt, wordt het zeer winstgevend. Door het toenemende gebruik van stoomketels in die tijd, neemt de vraag naar kolen sterk toe. Zoals Paul van Vlissingen die in 1827 op Oostenburg de eerste Machinefabriek van Amsterdam opent, waarna diverse bedrijven overstappen op stoomkracht. Ook in de scheepvaart stappen de reders over op stoomkracht. In de zelfde periode schakelen ook steeds meer huishoudens over van turf op kolen. De Fodor’s kunnen nu op stand gaan wonen en verhuizen in 1830 van de Prinsengracht 647 (oude nummering) naar de Keizersgracht. Het is ook het jaar dat Fodor ophoudt met het dirigentschap bij Felix. In 1833 zet Carel het bedrijf alleen voort, maar blijft wel thuis wonen. Als Carel midden veertig is, vlak voor het overlijden van zijn vader, koopt hij Keizersgracht 611, waarin hij en zijn moeder 1846 gaan wonen. Om zijn groeiende collectie een plek te geven koopt hij in 1857 het pakhuis “Het Spook” op nummer 609 en in 1859 het buurhuis, nummer 613.

 

 

Geertruyda Tersteeg

Geertruyda Tersteeg, moeder Carel Fodor, geschilderd door Charles van Beveren collectie Amsterdam Museum

Carel Anton Fodor

Carel Anton Fodor, de vader van Carel Fodor, geschilderd door Charles van Beveren, collectie Amsterdam Museum

Man van twee miljoen

Het vermogen dat hij verwerft is enorm; de totale waarde van zijn bezittingen bedraagt in 1860 bijna twee miljoen gulden en bestaat voor het grootste deel uit boerderijen, landerijen en waardepapieren. Hij bezit dan hofsteden aan de Amstelveenseweg, in de Beemster en de Purmer en langs de Oude Rijn. Zijn kunstcollectie en huizen op de Keizersgracht beslaan maar tien procent van zijn vermogen.

Carel begint omstreeks 1834 met het verzamelen van kunst en niet veel later stelt hij zijn huis open voor geïnteresseerd publiek. Het is in die tijd gebruikelijk dat verzamelaars hun huis open stellen voor belangstellenden om hun collectie te tonen. Zijn kunstcollectie omvat uiteindelijk 161 schilderijen, 877 tekeningen en 302 prenten. De schilderijen waren van eigentijdse kunstenaars, maar de tekeningen waren veelal ouder; daaronder bevinden zich een aantal werken van beroemde 17de eeuwse Hollandse meesters, waaronder een aanzienlijk aantal etsen en tekeningen van Rembrandt. Tal van kunstenaars en adellijke personen bezoeken huize Fodor, zo blijkt uit het bezoekersalbum dat Carel bijhoudt. Hij is ook bijzonder actief in het Amsterdamse kunstleven. Behalve van het genootschap Felix Meritis is hij lid van de kunstenaarsvereniging Arti et Amicitiae en de kunstkring Arte et Amicitia. Vanwege zijn verdiensten als kunstbeschermer wordt Carel onder meer in 1849 opgenomen in het bestuur van de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten en in 1858 door koning Willem III benoemd tot officier in de Orde van de Eikenkroon.

In een pakhuis dat bekend stond onder de naam Het Spook, krijgt Amsterdam in 1863 zijn eerste museum voor ‘moderne’ kunst. Het pand aan de Keizersgracht is, evenals de naburige panden, eigendom van Carel die in zijn testament bepaalt dat nummer 609 ingericht dient te worden als tentoonstellingsruimte. Zijn eigen kunstverzameling wordt er permanent tentoongesteld. Zonder deze nalatenschap zou Carel Fodor waarschijnlijk in de vergetelheid zijn geraakt, want over het leven van de puissant rijke vrijgezel was nauwelijks iets persoonlijks bekend. Het enige waarover nog jarenlang gesproken wordt is zijn vermeende zelfmoord. Vlak voor zijn eigen huis zou hij in het water van de Keizersgracht zijn gestapt. Een variant daarop verhaalde dat hij dood zou zijn aangetroffen in het pakhuis Het Spook. Carel laat maar een paar brieven na, maar geen persoonlijke papieren. Daarnaast is er in 1844 een bericht over hem in het schandaalkroniekje “de Waarachtige Physiologie van Amsterdam” waarin hij wordt beschreven als “een groot man, die rijk geworden is door kool te verkopen”. Verder wordt hierin vermeld dat hij nog ongehuwd is, maar in het geheel geen vrouwenhater, en dat zijn smaak wat “commun” is. Hij heeft een hechte relatie met zijn moeder, zo blijkt uit een brief aan de kunstkenner Kramm uit 1858: daarin geeft Carel aan dat hij op zondag niet veel tijd voor hem heeft aangezien hij dan graag zijn moeder gezelschap houdt. Over zijn liefhebberijen is alleen iets bekend door de boedelinventaris, die na zijn overlijden werd opgemaakt. Het lijkt erop dat hij aan schermen en zwemmen doet en dat hij een liefhebber is van de paardensport; hij bezit zelf een rijpaard dat gestald is in de Hollandsche Manege aan de Overtoom.

 

 

Handtekening Carel Fodor

Handtekening Carel Fodor

De jeugdliefde

Debora Enkele jaren geleden ontdekte Yvonne Prins de memoires van Debora Blok, een jeugdvriendin van Carel, wier leven onlosmakelijk met dat van hem verbonden blijk te zijn. Haar herinneringen werpen een nieuw licht op het leven en de dood van deze kunstminnaar. Documenten van Debora Blok (1800-1875) die zij in 1860 optekent, bevatten behalve veel informatie over haar voorouders, ook feiten over haar eigen leven. In 1815 woont ze in Enkhuizen, waar zij als vijftienjarige lidmaat wordt van de hervormde kerk. Dat is een belangrijke gebeurtenis voor haar, aangezien zij diepgelovig is. Als ze in 1815 met haar familie naar Amsterdam verhuist heeft zij het over haar eerste grote liefde. Er is echter een probleem: hij was niet godsdienstig en bovendien door een ongelovige vader ongelovig opgevoed. Ze schrijft “Myn geweten zey my dat die liefde niet goed was en dat als ik eenmaal met hem getrouwd was en ik kinderen kreeg ik bezwyken zou van smart als God niet hun hoogste goed was. Maar myn hart dat hem zo lief had zey my dat ik een middel in Gods hand zoude weten om hem tot het geloof te brengen.”. In het voorjaar van 1824 wint de liefde terrein en verbindt Debora zich vaster dan tevoren aan Carel, maar haar broer Jan adviseert haar echter een einde aan de relatie te maken. Dat is wat ze uiteindelijk doet en ze trouwt 4 mei 1827 in Amsterdam met Wilhelmus Johannes Langeveld (4 mei 1801 – 10 februari 1884) en gaatn ze in Groningen wonen. Maar Debora kan daar niet wennen en na veel verhuizingen komt het echtpaar in 1865 weer in Amsterdam wonen.

Financieel gaat het Debora en haar man niet slecht, maar de studie van de kinderen is kostbaar. Als een van de kinderen, Willem, cargadoor wil worden, zoekt Debora in 1856 haar oude jeugdvriend weer op en hij zorgt voor een kantoorbaan voor Willem. Carel Fodor zelf lijdt aan grote zwaarmoedigheid, zo verneemt Debora, en op 8 oktober 1860 zoekt ze hem op en probeert zij hem op te beuren. Na vier weken gaat ze weer terug naar huis en laat ze haar dochter Linda achter om hem gezelschap te houden. Maar op 24 december 1860, precies 27 jaar na hun eerste scheiding, overlijdt hij. Volgens de overlijdensakte is hij ’s morgens om tien uur in zijn huis aan de Keizersgracht overleden. Debora meldt in haar memoires dat hij aan zwaarmoedigheid lijdt. Of dat door het verdriet over zijn verloren jeugdliefde kwam, zullen we nooit weten. Maar hij legateert aan Debora wel nog een bedrag van tienduizend gulden, een grote som geld in die tijd.

 

 

Carel Joseph Fodor foto 1855-1860

Carel Joseph Fodor foto 1855-1860, gemaakt door Louis Wegner, collectie Rijksmuseum

Bronnen

  • Levende Meesters, de schilderijenverzameling van C.J. Fodor 1801-1860
  • Yvonne Prins, Ons Amsterdam januari 2002.

  

Hebt u aanvullingen of meedoen?

Als u opmerkingen of aanvullingen hebt op de tekst hierboven, of mee wilt helpen met het aanvullen van de site, kun u deze hieronder vermelden. Uw e-mail adres wordt alleen maar gebruikt om eventueel op uw opmerkingen te reageren. Foto's kun u ook zenden naar info@amsterdamsegrachtenhuizen.info.